Een weekje vrijwilligerswerk bij de vluchtelingenkampen op het Griekse eiland Lesbos: hoofdredacteur Heleen verwacht er veel ellende te zien. En dat klopt. Maar ze ervaart ook liefde, hoop en waardigheid. ‘Inspirerend hoe sommige mensen hier iets van hun situatie weten te maken. Zou ik dat ook kunnen?’
‘Good morning, subagèr!’ zeg ik tegen het kleine meisje in de deuropening. Ze houdt haar handjes open voor een tros bananen. Ik ben heel trots op mijn woordje Perzisch – nu pas zie ik dat je het schrijft als Sobh bekheyr – waarmee ik elke ochtend mijn wijk begroet. Een stuk of dertig Afghaanse gezinnen in containerwoningen. Ik breng ze bananen, een brood en La Vache Qui Rit-kaasjes voor het ontbijt. En wat menselijk contact.
Want, zoals ik heb geleerd van vrijwilligersorganisatie Because We Carry, we zijn hier ook om de mensen hun waardigheid te laten behouden. Je neemt de tijd, je kijkt de mensen in de ogen, je maakt ondanks de taalverschillen een grapje.
Als het lukt om echt contact te maken, voelt het goed. Samen met een jonge vrouw kijk ik vertederd naar haar kleine meisje. Ik leg met handen en voeten uit dat ik thuis ook twee meisjes heb. Dan voel je opeens: we zijn niet zo verschillend. We zijn moeders en vrouwen, we staan hier naar elkaar te lachen en we voelen het allebei.
Deze ochtend is er yoga in het kamp en ik mag alle vrouwen uitnodigen om mee te doen. ‘At eleven o’clock in the big tent. You know yoga?’ Bij een wazige blik probeer ik een wankelende Boom en een namasté. ‘Look, yoga!’ Yes, yes, lachen ze allemaal beleefd.
Twee kanten
Dit is een verhaal over hoop. Over het goede in de mens, over medeleven en contact maken. Over de lieve mensen in de wereld, die alleen maar vrede willen. Het is januari 2020 als ik hier aankom. Ik heb, net als de rest van de wereld, genoeg kunnen lezen over vluchtelingenkamp Moria op Lesbos. Verhalen over ellende, uitzichtloosheid, politieke onmacht. Al die artikelen hebben de kop ‘De hel van Moria’. Ze gaan over de modder, de stinkende toiletten, vrouwen die ’s nachts hun tent niet uit durven uit angst verkracht te worden, het jarenlange wachten op een verblijfsvergunning, de groep fascisten die recentelijk vluchtelingen probeerde terug te duwen in hun bootjes, de angst voor het coronavirus. En dat is allemaal waar.
Maar wat ook waar is: de honderden onbaatzuchtige hulpverleners die daar rondlopen, vrijwilligers die wekelijks duizenden euro’s ophalen. Ik krijg letterlijk tranen in mijn ogen als ik zie wat mijn rondje social media heeft opgeleverd: donaties van een vroegere collega, van een vader van school, van familie en vrienden. Tientallen hartverwarmende appjes: wat goed dat je dit doet, ik zou het ook wel willen, je doet het namens ons! Ik schaam me een beetje, omdat ze een soort heldin van me maken. Ik die één weekje gaat helpen. En die slaapt in een team house met uitzicht op zee, in een warm bed.
Gedragscode
We zijn deze week met een team van acht mensen: fotograaf Bonnita en ik, drie leuke Nederlandse vrouwen, een moeder en dochter uit Engeland en de Belgische Peter. We luisteren naar de introductie van begeleider Claudia en hangen aan haar lippen. In razend tempo vertelt ze hoe we met de vluchtelingen moeten omgaan. Geen ‘white savior stuff’. Niet de zogenaamd begrijpende vragensteller gaan uithangen. ‘Vragen kunnen pijnlijke herinneringen ophalen. Je bent geen psycholoog. Vraag je af: Vraag ik dit vanwege het welzijn van de ander, of uit nieuwsgierigheid?’
Voortrekken is ook uit den boze. Claudia vertelt: ‘Ik leende een Afghaanse tolk eens mijn sjaal. Terug bij haar tent, wilden de andere vrouwen geen thee meer met haar drinken. Niet zelf spullen uitdelen, dus.’ Onopvallend doe ik de warme geitenwollen sokken die ik aan iemand wilde geven weer terug in mijn koffer.
De gedragscode voor de omgang met de vaak getraumatiseerde kinderen: ‘Je zult meemaken dat er superschattige kindertjes aan je benen komen hangen, die je niet meer loslaten. Dit zie je vaak bij kinderen met hechtingsproblemen. Wij moeten ze het gezonde gedrag laten zien, met structuur en grenzen. Dus geef ze een korte knuffel, maak je zachtjes los, zak door je knieën en zeg op ooghoogte hoe je heet en vraag hoe zij heten.’
Foto’s en video’s van gezichten zijn verboden, ‘De Taliban heeft ook face recognition’. En emoties mogen er zijn – regelmatig zal er gedurende de week iemand even in huilen uitbarsten.
Terug naar de kern
De eerste kennismaking met kamp Kara Tepe is anders dan ik thuis had gedacht. Voorzichtig zeg ik: beter. Kindertjes lopen met rugzakjes richting school. Er is een barber shop, opgezet door vluchtelingen die oorspronkelijk kapper waren en hier het vak doorgeven aan jongeren. Er is een theecorner, een beautysalon, activiteiten voor de kinderen en twee keer per week yoga.
Natuurlijk is het leven zwaar, met soms wel negen gezinsleden in één container. Jarenlang wachten op een tijdelijke verblijfsvergunning. In een land dat je niet kent, waar je de taal niet spreekt. Met een verleden waar wij niet eens naar kunnen raden. Ergens lees ik: ‘Nobody puts their children in a boat unless the water is safer than the land’.
Maar nu is het tijd voor yoga. Gegeven door Sandrine, net als Claudia een jonge powerchick, die hier al drie jaar werkt. Terwijl de vrouwen stilletjes binnendruppelen, vertelt ze dat ze yoga terugbrengt tot de kern. Geen ingewikkelde houdingen voor deze vrouwen die zijn ingepakt in lange jurken, maar simpele oefeningen met een drieledig doel: ontspanning, kracht en samenzijn.
Ontroering
Hun slippers liggen bij de deur, de vrouwen zoeken schuchter een plekje op een mat. We lachen elkaar een beetje verlegen toe, mijn buurvrouw vraagt hoe ik heet. Ik word overvallen door een groot gevoel van ontroering. Hier zit ik in een kring met onbekende vrouwen uit Afghanistan, Syrië, Iran. In dit ene uur allemaal verenigd door de yoga.
We drinken thee, de vrouwen ontspannen en lachen. Even weg van hun zorgen, hun mannen en hun kinderen. Alleen één klein meisje mag blijven, in een regenjasje met puntmuts en laarsjes zit ze heel serieus, met gevouwen handjes, stil te kijken.
We kloppen ons lichaam los, we doen een Krijger, een wiebelende Boom die veel hilariteit opwekt, en wat simpele buikspieroefeningen voor een sterke core. ‘Because you are all such strong women!’ Dat raakt me, je wilt er niet aan denken wat deze vrouwen al hebben meegemaakt.
Sandrine doet bewust geen Savasana: ‘Wel als ik de vrouwen beter ken, maar nu weet ik niet wat er naar boven kan komen. Dat kan heel heftig zijn, en wij zijn niet opgeleid voor traumatherapie.’
De muziek die uit de boxen klinkt, het nummer Blackbird van The Beatles, gaat recht naar mijn hart, en ik moet mijn tranen terugdringen.
Blackbird singing in the dead of night
Take these broken wings and learn to fly…
Achter het hek
Hoe anders is de yogales de volgende dag op kamp Moria. We mogen mee met Claudia naar section C, een beveiligd deel waar alleenreizende vrouwen verblijven. Voornamelijk Afrikaanse vrouwen, die schijnen vaker alleen te reizen dan Arabische vrouwen. Met grote ogen lopen we achter Claudia het kamp door, waar twintigduizend mensen verblijven in een kamp dat bedoeld was voor drieduizend. De beveiligde section C ligt achter een hek, waar tientallen mensen tegenaan drommen. Ze houden hun papieren omhoog naar de politiemannen erachter, maar die zijn druk bezig de mensen buiten de sectie te houden. Hier zitten de minderjarige alleenreizende kinderen en de vrouwen. ‘Vrouwen met een heftige achtergrond,’ vertelt Claudia, en ze somt op waar je hierbij aan kunt denken: ‘Boko Haram, Isis, seksueel misbruikt, gemarteld.’ Oké…
Knalroze vlechtjes
De afdeling ziet eruit als een Afrikaans straatje. De containerwoningen zijn knalroze, geel en groen geschilderd, aan de muren hangen Afrikaanse doeken, een vrouw zit kleren te wassen in een emmer, er klinkt muziek uit iPhones. Een gezellige boel, als je het hek en het prikkeldraad boven de muren even wegdenkt. Midden in het straatje legt Claudia kleurige yogamatjes neer, en de vrouwen stromen toe. Hoe anders dan de bescheiden vrouwen met hoofddoek in Kara Tepe! Hier een vrouw met knalroze touwvlechtjes, een grote zwarte vrouw in korte broek en top, een jonge meid in een gekleurde bloemenjurk, een tandeloos vrouwtje op blote voeten.
En weer komt zo’n besef: ongelooflijk, ik sta hier midden in het meest schrijnende vluchtelingenkamp van Europa. Met vrouwen die moesten vluchten voor hun leven. De tranen wellen weer op. Ik heb op heel wat plekken in de wereld yoga gedaan, maar dit is de meest bijzondere plek met het meest bijzondere gezelschap ooit. De yogales begint nog vrij traditioneel. Een Zonnegroet, we strekken onze armen richting het prikkeldraad met daarachter de blauwe hemel: Bonjour soleil! Maar al gauw verandert de yogales in een chaos. Vrouwen komen langs de kant staan met hun eigen iPhone muziek, een ander roept: ‘I don’t like yoga!’ Poezen en kinderen lopen dwars over de matjes, een vlaag pisgeur komt langs. De muziek is hard, iedereen lacht en danst. Claudia roept lachend: ‘I have no idea what we are doing!’ Het maakt niet uit. Ook hier gaat het om ontspanning, kracht en verbinding.
Afval en blijdschap
Maar we zijn hier natuurlijk niet alleen voor de yoga: die middag gaan we schoonmaken op Moria. De vuilnis is door een staking van de Griekse gemeente al weken niet opgehaald, en dat ruik je. Met onze handen moeten we afval uit losgescheurde blauwe zakjes van de grond rapen en in vuilniszakken stoppen. Natte rijst, beschimmelde groenten, volle luiers, flessen met pis. De stank is niet te harden en kokhalzend werken we als bezetenen. Eindelijk verdien ik mijn heldenstatus een beetje.
Het leukste werk van deze week vind ik het uitdelen van de welkomstpakketten, voor mensen die net vanuit Moria naar Kara Tepe zijn overgeplaatst. Eén gezin is me extra lief. Vijf Afghaanse kinderen in alle maten verdringen elkaar giechelend in de deuropening. Allemaal hebben ze prachtige, grote, glanzende ogen. En net zoals jonge eendjes die net uit het ei zijn gekomen de eerste verzorger die ze zien achternalopen, voel ik bij hen meteen een liefdevolle verbinding ontstaan. De rest van de week openen ze elke ochtend vol verwachting hun deur, en we voelen allemaal de blijdschap van herkenning en contact. Een menselijke klik, die cultuur, leeftijd en taalbarrières overstijgt.
Mijn hart breekt als ik denk aan volgende week, als ze weer een nieuw teamlid voor de deur krijgen. Nu weten ze nog niet dat er elke week een nieuw gezicht zal verschijnen. Wij zijn team nummer 224…
Deel van het gezin
De menselijke waardigheid is ook voelbaar bij die mensen die, ondanks alles, iets van de situatie weten te maken. Inspirerend vind ik dat. Zou ik daar zelf ook toe in staat zijn? De familie die patatjes bakt van opgespaarde aardappels, en ons breed lachend uitnodigt om mee te eten. En de Irakese familie met wie ik aan tafel zit op de vrijwilligersavond – een keer per maand eten de Nederlandse vrijwilligers met de bewoners-vrijwilligers.
Ik zit tegenover de indrukwekkende man die in de barber shop werkt, en die me al eerder was opgevallen vanwege zijn charisma en golvende bos grijzend zwart haar. Zwijgend en als vanzelfsprekend schept hij telkens ook mijn bord vol, en even voel ik me onderdeel van zijn gezin. Naast hem zijn mooie vrouw, met een hip mutsje, een spijkerjack met geborduurde parels en weer die prachtige bruine ogen. Ze wonen hier met hun vier zonen en een dochter. In Bagdad hadden ze alles, vertelt ze. Een huis, een baan, familie. Omdat we geleerd hebben niet verder te vragen, zeg ik maar: ‘So it must have been bad?’ Ja, zegt ze, en even glijdt een droevige blik over haar gezicht. ‘It was very bad.’
Twee hartjes
De volgende dag hebben we alweer een feestje, dit keer voor de kinderen. Er is muziek, en wij als vrijwilligers hebben de taak om met de kinderen te dansen en iedereen erbij te betrekken. Inmiddels herken ik de kinderen; dat ene boefje met ADHD, dat kleine meisje dat haar mooiste strokenjurk heeft aangetrokken, dat leuke pittige meisje van negen dat altijd ‘Hello! How are you?’ zegt.
Een uur lang springen we met de kleintjes in het rond, om ze even weer kind te laten zijn. We dansen de Macarena, Gangnam Style – na een uur ben ik totaal uitgeput. Deze avond eindigt, zoals elke week, met hetzelfde nummer: We are the world. De vrijwilligers en de kinderen maken een kring, kleine bruine handjes in onze grote witte.
Opeens zie ik een klein meisjesgezicht vlak voor het mijne. Met haar handen heeft ze een hartje gemaakt, en ze gebaart dat ik hetzelfde moet doen. We brengen onze gezamenlijke hartjes tegen elkaar aan en kijken elkaar in de ogen. Mijn hart smelt, de muziek omringt ons. ‘We are the world, we are the children. We are the ones who make a brighter day, so let’s start giving. There’s a choice we’re making, we’re saving our own lives. It’s true we’ll make a better day, just you and me.’
0 reacties
Geef je reactie