Dit verhaal uit het Indiase epos Mahabharata leert ons dat we allemaal onze eigen weg vol uitdagingen te gaan hebben. Zolang we als een hondje (Svana of Adho Mukha Svanasana) trouw blijven aan ons innerlijke kompas, zijn we altijd precies waar we moeten zijn.

 

Adho Mukha Svanasana - mythe yoga filosofie

Lang geleden, op een zachte lentedag in hun 36ste regeringsjaar, beseffen de vijf Pandava-broers wat ze eigenlijk al een tijdje diep vanbinnen voelen: het wordt tijd om de aarde voor de hemel te verruilen. De vijf broers hadden ooit hun honderd neven in de Kurukshetra-oorlog verslagen en vervolgens 36 jaar lang het koninkrijk geregeerd. Ze waren rechtvaardig en wijs, dankzij hun leiding bloeide het land op als nooit tevoren. Maar nu was het tijd om te gaan. De broers ronden hun zaken af, nemen afscheid van de wereld en beginnen aan hun reis naar de hemel. Hun gezamenlijke echtgenote Draupadi gaat met ze mee.

Zwarte hond

Niet lang nadat ze vertrokken zijn, ontdekken ze dat ze gevolgd worden door een kleine, zwarte hond met een krulstaart. Het dier loopt op korte afstand achter hun aan, haalt ze soms in, wacht dan even tot de broers voorbijgelopen zijn en volgt ze vervolgens weer op hun weg.

Na een poosje komen de broers, Draupadi en de hond bij de berg Kailash aan. Dit is de berg die de aarde met de hemel verbindt. Gezamenlijk starten ze met het beklimmen van de berg. De zon schijnt en iedereen is in een goed humeur. Vooral de oudste van de vijf broers, Yudhisthira, geniet van het gezelschap van de hond. Hij knuffelt hem, gooit stokken waar de hond vrolijk achteraanrent en hij vertelt zijn hele levensverhaal aan de hond, die aandachtig lijkt te luisteren.

Niet lang nadat de reisgenoten aan het beklimmen van de berg begonnen zijn, slaat het weer om. Het begint te regen en te stormen, en al gauw vallen de eerste doden in het gezelschap. Draupadi is de eerste die overlijdt. De vijf broers zijn intens verdrietig en geven haar een waardig afscheid, zo goed als het gaat, op de berg. De vier jongere broers vragen aan Yudhisthira waarom juist zij doodging, waarop hij antwoordt dat zij overleden is omdat ze meer van de middelste broer hield dan van de overige vier, terwijl ze deed alsof dat niet het geval was.

Gulzig

Als de jongste twee broers vervolgens overlijden, krijgt Yudhisthira dezelfde vraag gesteld. Hij laat zijn broers weten dat deze tweeling ijdel en opschepperig was. De broers en de hond, met wie Yudhisthira een steeds hechtere band krijgt, trekken verder. De drie overgebleven broers hebben goede gesprekken met elkaar, genieten van het uitzicht en van elkaars gezelschap. Dat duurt helaas niet heel lang. Al gauw overlijdt de middelste broer. Als Yudhisthira weer dezelfde vraag gesteld krijgt, antwoordt hij met een brok in zijn keel dat hun middelste broer jaloers was op anderen. Kort daarna valt ook de laatste van Yudhisthira’s broers dood neer. Hij weet dat dat komt doordat deze broer te gulzig en inhalig was.

Met de hond bereikt Yudhisthira de top van de berg, waar de hemel start. Daar wacht de god Indra op hem. Indra kijkt van Yudhisthira naar de hond en schudt zijn hoofd. Helaas, honden zijn niet toegestaan in de hemel. Hierop laat Yudhisthira Indra weten dat als deze hond, die er voor hem was tijdens zijn meest verdrietige en zijn meest gelukzalige momenten, en altijd loyaal naast zijn zijde liep tijdens deze reis, de hemel niet in mag, hij zelf ook de hemel niet in wil. Yudhisthira draait zich om en begint aan de tocht naar beneden.

In balans

Op dat moment verandert de hond in de god Yama, de god van de dood, die iedereen op aarde een leven lang vergezelt als een loyale hond. Yama neemt Yudhisthira in zijn armen en zegt hem dat dit een laatste test was en dat hij daarvoor geslaagd is. Yama wilde weten wat Yudhisthira bereid zou zijn op te geven om datgene te doen wat juist en rechtvaardig is. Alles, blijkbaar. Zelfs zijn plaats in de hemel. En juist dat bewijst dat Yudhisthira de hemel eigenlijk niet nodig heeft – hij is al zo in balans met zichzelf en beweegt zo soepel mee met wat het leven hem brengt, dat een plaats in de hemel niets toevoegt aan zijn innerlijke staat.

Naar de trouwe hond uit dit verhaal is een van de bekendste yogahoudingen vernoemd: Adho Mukha Svanasana, letterlijk Hond met het Hoofd omlaag. Deze mythe herinnert je eraan dat we allemaal onze weg te gaan hebben, die vol uitdagingen is. Als we daarin mee kunnen bewegen en trouw kunnen blijven aan ons innerlijke kompas – wat ons haarfijn laat weten wat in ieder moment juist is en wat niet – dan zullen we altijd zijn waar we moeten zijn.

Stap voor stap

Oefenen? Zo kom je in Adho Mukha Svanasana:

  • Kom op handen en knieën op je mat. Zorg dat je knieën op heupbreedte staan, direct onder je heupen. Je handen staan op schouderbreedte, net iets voor je schouders. Spreid je vingers en houd de basis van je wijsvinger stevig op je mat.
  • Til inademend je knieën van de mat, houd ze nog gebogen terwijl je lengte maakt in je rug. Dat betekent dat je gewicht bij je polsen vandaan gaat, richting je hielen.
  • Adem in en creëer meer ruimte tussen je schouders.
  • Uitademend strek je je benen, mits je daarbij de lengte in je rug kunt bewaren. Zo niet, houd je benen dan iets gebogen. Adem door.
  • Om uit de houding te komen breng je op een uitademing je knieën naar de mat.

Verder oefenen met Adho Mukha Svanasana? Op Yoga by Happinez vind je een handige how to video.

Beeld: Christine Hewitt