Journalist Annemiek Leclaire ging op reis naar Marokko na een periode vol verlies. In de overrompelende natuur en de stilte van het Atlasgebergte valt de rouw onge­filterd op haar dak. Na een paar dagen begrijpt ze: het is allemaal een oefening in overgave. ‘Als je leeft vanuit je hart, krijg je dagelijks kleine cadeautjes.’ 

Op het zonovergoten terras krijgen we eerst een salade met brood en olie, dan een groentetajine. Er is komkommersap en groene thee uit een zilveren theepot. Daarna komen er zoetigheden op tafel. Onder ons het geluid van de rivier, om ons heen het Atlasgebergte.

We zijn met een handjevol gasten aangekomen in Salama Ayurveda, een herberg aan de rand van het nationale park Toubkal in Marokko. Khalid Boukhima, die vanuit Nederland reizen naar Marokko organiseerde, was op een dag op dit stukje land boven de rivier uit de auto gestapt en had er rondgekeken. De plek had hem omhelsd, zegt hij. Hij was al een tijdje op zoek naar een locatie waar hij zijn gasten meer kon geven dan eten, drinken en onderdak, namelijk de mogelijkheid een innerlijke reis te maken. Dat doet hij door ervaringen te bieden die iets teweegbrengen, zoals yogalessen, stiltewandelingen door het Atlasgebergte en meditaties in het warme woestijnzand onder Zagora. 

Op de weg naar Khalids retreat, vanaf Marrakech een klein uurtje rijden de bergen in, voelde ik door het landschap al iets in mezelf verschuiven. Ik was in anderhalf jaar tijd mijn eerste grote liefde verloren aan een scheiding, en daarna mijn tweede aan de dood: drie maanden voor vertrek was mijn nieuwe partner onverwachts overleden. Thuis zag ik overal waar ik keek wat ik verloren had. Ik snakte naar een omgeving waarin mijn rouw nog geen plek had; nieuwe landschappen, andere mensen, andere ogen.
Dan was ik hier goed, want niets herinnerde me aan thuis. 

Na de lunch wandelen we met Khalid het dorpje in. In de schemering stijgen rookpluimen tegen de hellingen om­hoog. Door het dal klinkt alleen de oproep tot gebed uit de minaret en het geluid van het smelt­water uit de bergen dat zich langs de grote rozerode keien de vallei in stort.

Relax into it

‘Ieder moment kan van een grote rijkdom zijn,’ schrijft de Amerikaanse boeddhistische non Pema Chödrön in Als je wereld instort. ‘Zolang je maar kunt ontspannen.’
Of je nu naar de wolken kijkt, naar een vogeltje met grijze veren of naar je eigen gebroken hart; je moet er volgens Pema helemaal in kunnen opgaan. Pas dan kun je volledig waarnemen wat er gebeurt. Ik lees die woorden met een zaklamp in het buitenverblijf van de herberg. Later die week zal het straalkacheltje de kamer hebben opgewarmd, maar nu zijn er dekens en kruiken nodig om warm te blijven. 

We hadden die avond voor de open haard gezeten, en ineens was het verlies me werkelijker voor gekomen dan in alle weken ervoor. Alsof de afstand die ik nu had, ertoe leidde dat de contouren van wat weg was nog scherper werden; net zoals je een gebouw pas helemaal kunt zien zodra je aan de overkant van de straat staat. 

‘Relax into it,’ schrijft Pema. Goed dan, denk ik in de donkere kamer. Ik adem in, ik adem uit; ik geef me over.

Montere yogales

De kou, de volledige duisternis en het geluid van het water blijken goede ingrediënten om te slapen. De volgende ochtend krijgen we een montere yogales van Jamila, met een stevige reeks Zonnegroeten om de dag verkwikt te beginnen. De van oorsprong Marokkaanse Jamila woonde in Canada, maar verhuisde toen haar kinderen uit huis gingen voor de rust naar een afgelegen dorp in het Atlasgebergte. Ze geeft een paar per keer week yogalessen in de herberg van Khalid.

Na de les krijgen we ‘het ontbijt van het huis’. Eerst citroensap in warm water, dan versgeperst sinaasappelsap, vervolgens een Marokkaanse pannenkoek met zelfgemaakte kweeperenjam, een groenteomelet met rauw­­kost, yoghurt en cruesli, brood met olie en honing uit de streek, begeleid door donkere thee en kruidenkoffie. We zitten in de eetzaal aan lage gekleurde tafeltjes voor de open haard te eten, terwijl achter de beboste bergflanken de zon opklimt.

Vandaag neemt Khalid ons mee het Atlasgebergte in. Een stiltewandeling, zegt hij, ‘om dat stukje in onszelf te bereiken waar we door het dagelijkse rumoer niet komen.’ ‘We knappen onze auto op, we knappen ons huis op, maar naar onze innerlijke motor kijken we niet,’ zegt hij. ‘We geven, geven, geven, maar besteden geen aandacht aan wat ons ten diepste gaande houdt.’ Die innerlijke motor is voor Khalid de ziel. Hij gaat in djellaba voor ons uit. ‘De beste gesprekspartner is de natuur.’ 

Wintervogeltjes scheren laag over de zandwegen, we zien agaves, steeneiken, olijfbomen; er komen ezeltjes voorbij met emmers op hun rug, een jongen draagt een enorme zak met versgeplukte salie.

‘Bonjour’, klinkt het, en ‘salaam’. 

Zoveel gastvrijheid

Het is waar dat er in de stilte iets anders gebeurt dan wanneer je loopt te kletsen. Dat denken-denken-denken dat we gewend zijn valt langzamerhand stil. Vanuit een tegen de helling gebouwd huis dat we passeren worden we onverwachts binnen gewuifd voor thee. Er komt een kom water om onze handen te wassen, er wordt thee
op tafel gezet, een schaal met noten, warm brood met walnotenolie, een graanschotel in tomatensaus met koriander. Alles zelfverbouwd, -gekneed, -gemaakt.

‘Eet,’ maant de vader des huizes vriendelijk, knikkend naar wat er voor ons staat op het zonnige terras. De andere gasten en ik zijn een beetje van ons stuk gebracht door zoveel gastvrijheid, waar onze gastvrouwen en gastheer, – nee, nee, nee, beslist niet! – niets voor willen ontvangen, zelfs al is er geen geld om schoenen te kopen voor de kinderen. Er is rijkdom hier, en overvloed, maar van een heel andere soort dan thuis.

Er is rijkdom hier, maar van een heel andere soort dan thuis

Ongefilterde schoonheid

De volgende ochtend neemt Khalid ons opnieuw mee de bergen in. In het zachte ochtendlicht springen we van kei tot kei om de rivieren over te steken. We klauteren langs gladde stenen een kloof in. Ik val tot mijn knieën in het water. ‘Ik geloof dat het universum je uitnodigt om in het water te komen,’ zegt Khalid. Even later komen
we in een prachtig bassin onder een waterval, omsloten door rotsen. Khalid klimt naar boven en gaat stil in een nis zitten mediteren.

Daar zit ik dan, nat, koud, met een gebroken hart, ergens in het holst van een onbekende wereld, terwijl het water zich van boven naar beneden stort. Ik sluit mijn ogen. Het is allemaal een oefening in overgave, denk ik. ‘Het heeft helemaal geen zin om je schrap te zetten voor wat er komen gaat.’ Er drijft een donker blad op me af in de vorm van een hart, ik pak het uit het water, en hou het in mijn handen. Pas na een tijdje merk ik dat ik zit te huilen. ‘Ach liefje,’ zou mijn overleden geliefde zeggen, ‘het is maar verdriet.’ De sleutel van het zijn ligt in verdriet, las ik eerder bij Pema Chödrön. Pijn wrikt het hart open, en daardoor ontstaat er ook ruimte voor het mooie en het goede. 

Zo ongefilterd als de pijn die ochtend binnenkwam, zo ongefilterd komt ook de schoonheid binnen van de soek in Marrakech die we die middag bezoeken. De specerijen, de flessen met oliën, de mineralen, de brokken indigo, brokken witte menthol, de stapels en stapels geweven textiel, geknoopte tapijten, de slangen die omhoog bewegen op muziek, de amandeltaart die we er krijgen, het versgeperste granaatappelsap; ik vind alles van een onwaarschijnlijke schoonheid. 

Als je de pijn rechtstreeks ervaart, gebeurt dat met schoonheid kennelijk ook. Dat is vast wat yogi’s bedoelen met ‘de opening van het hart’. Khalid zou later die week zeggen: ‘Als je leeft vanuit je hart, krijg je dagelijks kleine cadeautjes.’ En ook: ‘Wat we dan ontdekken is een oase van mooiheden.’

Zo ongefilterd als de pijn binnenkwam, zo ongefilterd komt ook de schoonheid binnen

Woestijnmeisjes

Die avond steekt Naïma in de hamam van de herberg de kaarsen in de nissen aan. Ze boent mijn huid, smeert me in met een heerlijk ruikende klei, spoelt me af met kommetjes warm water, wast en borstelt mijn haar. In de herberg van Khalid kun je jezelf helemaal uit handen geven, en dan krijg je verse verveine-thee met gember
en anijskrakelingen voor de haard toe. Terwijl buiten de volle maan opkomt, klinken de op soefimuziek ingesproken gedichten van Rumi door de kamer. ‘Het is niet je taak om naar liefde te zoeken,’ zegt de stem op de zachte muziek, ‘maar eerder om alle hindernissen tegen de liefde die je in jezelf hebt opgebouwd op te sporen en ongedaan te maken.’ 

Khalid spreekt de fotografe en mij aan met ‘de meisjes’, en op de donkere ochtend dat we met hem meegaan naar de woestijn, zijn we ‘de woestijnmeisjes’. Als we
heel vroeg de bergen in rijden, is de dikke mist van die nacht gelukkig opgetrokken. We rijden in het donker langs de wekelijkse Berbermarkt die wordt opgebouwd. Hier komen de bewoners uit de omringende dorpen naartoe om vis, vlees, gevogelte, groente, fruit en zoetwaren te kopen, om zich te laten knippen of een notaris te bezoeken. Langs de weg branden vuurtjes, waar mannen met puntkappen op zich aan warmen. Het is een geheimzinnig schouwspel. 

Khalid heeft de plek in de woestijn waar hij een kamp heeft net zo intuïtief uitgezocht als die van zijn herberg in het noorden. Toen hij een paar dagen aan het mediteren was in de woestijn, kwam hij op een plek die goed voelde. Hij zette er zijn schoenen neer, en liep er wat heen en weer. Toen hij terugliep, zag hij maar één schoen, en waar hij ook keek, hij heeft de andere nooit meer gevonden. Voor Khalid een teken van het universum dat het tentenkamp dat hij wilde bouwen hier moest zijn. ‘Soms kan het leven tot je spreken met dit soort symbolen,’ zegt hij.

Mijn medepassagier vertelt dat haar zoon eens op een verre reis een gouden vogel zag wegvliegen, en dat niemand van zijn gezelschap dat geloofde, ook de gids niet. Haar zoon had destijds met een vraag rondgelopen en de komst van de gouden vogel was voor hem een bevestiging geweest dat hij op de goede weg was. Voor Khalid zijn het ‘signalen uit het universum dat er meer is dan het hoofd kan zien.’ ‘Als je zoiets ziet,’ zegt hij, ‘hoef je anderen niet per se te overtuigen van de waarheid ervan. De ziel praat niet met de taal van het hoofd.’ Die ga ik onthouden.

Bergtoppen en palmvelden

Het is een lange rit, van de vallei onder Marrakech naar de woestijn onder Zagora. We reizen langs de besneeuwde bergtoppen van de Hoge Atlas naar de palmvelden en de wapperende, in de zon verkleurde tunieken voor de winkels in Ouarzazate. Langs de kant van de weg staan kraampjes met stenen: Marokko staat bekend om zijn vele fossielen. Khalid koopt mandarijnen voor ons die met duizenden opgestapeld liggen in de laadbakken van auto’s langs de weg vol zoete koffie, vliespinda’s en verse dadels. Op de radio klinkt een in het Arabisch gezongen levenslied:

Hoe ver je ook weg bent 

en hoelang 

mijn ziel wacht op jou

Ik voel je aanwezigheid

ondanks je verre reis

Ik vraag elke nacht de sterren naar jou

en geniet van het idee dat ik je op een dag

weer zal ontmoeten

want het gemis is lang genoeg geweest

het gemis is lang genoeg geweest

Overgave is óók op de rug van een kameel onder begeleiding van een nomade de woestijn in rijden terwijl de schemering al invalt. Khalid zoekt intussen vlakke stukken zand waar hij met de auto kan rijden. Wat als het straks donker is, denk ik ongerust. Wat als het vannacht ijskoud is? Ik herinner me Pema Chödröns woorden: ‘Relax into it.’ 

Ruim een uur deinen later zien de fotograaf en ik Khalid staan wachten voor een prachtig klein tentenkamp. Ik wandel rond in het warme zand van de hoge rode duinen terwijl de avond valt, en dan kijk ik op, en knipper ik met mijn ogen, ik slaak bijna een kreet, is dit echt? Ineens sta ik oog in oog met de opkomende volle maan die als een schitterende gouden bal voor mij achter de zandheuvels oprijst, zo dichtbij dat ik er haast mijn armen omheen kan slaan en hem vasthouden. Ik zit bewegingsloos te kijken tot hij boven mijn hoofd staat en de hemel magisch paars is geworden. Voor het kampvuurtje eten we gestoofde groenten, en drinken we thee.

De volgende ochtend, als de volle maan nog aan de vroege hemel staat, komt op dezelfde plek de zon op, even schitterend, goud en vol als de maan een halve dag eerder. ‘Wat een land is dit,’ zeg ik tegen Khalid. 

‘En dan heb je nog maar vijf procent gezien,’ zegt hij.

Ik ben er een beetje sprakeloos van. Verzet tegen verdriet, verzet tegen het onbekende; ik realiseer me hoe vruchtbaar het is om dat verzet af en toe eens te staken. Om ‘ja’ te zeggen tegen dat wat er is, en dat wat er komt, hoe pijnlijk ook. Ik adem uit. Yogi’s noemen het ‘the breath of surrender’. 

Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met Happy Soul Travel.

Beeld: Bonnita Postma